close

Fotograferen in de automatisch stand kan natuurlijk perfect. Wil je wat meer controle over het eindresultaat is het fotograferen met wat meer basiskennis handig meegenomen. Zo haal je je camera misschien een keer uit de automatische stand of schakel je over naar de andere mogelijke standen op je camera.

In fotografie zijn drie hoofdinstellingen die de uiteindelijke belichting van de foto bepalen. Diafragma, sluitertijd en iso hebben hier namelijk invloed op. Deze drie bepalen tezamen het eindresultaat.

Geen zorg over de vele begrippen, in de praktijk valt het allemaal best mee. Al die getallen en rare termen zijn misschien niet altijd even duidelijk, maar zijn in principe niet héél belangrijk om leuke foto’s te verkrijgen.

Sluitertijd:

Sluitertijd is de tijd dat de camera de sluiter open heeft staan en je sensor belicht wordt. Dit is dus gelijk aan de tijdsduur waarin een foto genomen wordt. In een donkere omgeving zal de sensor meer (en dus langer) belicht moeten worden dan op een heldere plaats. Op de automatische stand zal de camera de sluitertijd zo kort mogelijk proberen te houden om beweging zo scherp mogelijk vast te leggen.

Zit er beweging in je foto dan noemen fotografen dit bewegingsonscherpte.
Bewegingsonscherpte kan ontstaan door twee factoren:
– Je onderwerp beweegt
– Je camera beweegt
Beide factoren tegelijk kan natuurlijk ook voorkomen.

Voor het voorkomen van bewegingsonscherpte van de camera heeft men volgende regel bedacht:
“Sluitertijd = minimum 1/(aantal mm objectief)” Neem je bijvoorbeeld een foto met een telelens van 200mm kan je best een sluitertijd nemen van minimum 1/200ste. Tegenwoordig hebben sommige objectieven/camera’s beeldstabilisatie waardoor je de sluitertijd toch nog iets trager kan instellen. Ook heeft de ene fotograaf een vastere hand dan de andere waardoor de ene fotograaf op 1/80ste toch een scherpe foto kan maken.

Indien het onderwerp beweegt hangt de sluitertijd natuurlijk af van de snelheid waarmee deze beweegt. Een formule 1 wagen is vanzelfsprekend veel sneller dan een wielrenner.

De snelheid van het onderwerp is duidelijk te zien op de linkse foto. Om een scherpte foto te krijgen met een sluitertijd van 1/15 sec is niet mogelijk. Bij het kiezen van een sluitertijd van 1/800 gaat het immers een stuk beter.

Ook water heeft natuurlijk een bepaalde snelheid. Bij een langere sluitertijd is te zien dat het water er waziger uitstroomt. Bij een snellere sluitertijd is bijna elk drupje water te zien.

Je kan ook creatief aan de slag. Bewust bewegingsonscherpte in je foto brengen door een trage sluitertijd te nemen. Als je tijdens het fotograferen met een trage sluitertijd een bewegend onderwerp volgt en fotografeert zal het onderwerp scherp op de foto staan, de achtergrond zal bewegingsonscherpte vertonen.

Als je hiermee aan de slag wil en de sluitertijd wil bepalen heeft de camera een S of Tv stand (Sluiterpiroriteit). Op deze stand zal de camera zelf het bijbehorende diafragma kiezen om een goed belichte foto te verkrijgen. Wil je een extreem lange sluitertijd kan het zijn dat de camera geen diafragma meer kan bepalen omdat er te veel licht is. Hiervoor zijn grijsfilters op de markt die je voor je objectief kan draaien. Deze zorgen ervoor dat er minder licht op de sensor komt.

Door bewust een lange sluitertijd te gebruiken kan men creatieve effecten creëren.

Gert-Jan

The author Gert-Jan

Leave a Response